Pluizige beestjes overspoelen Amsterdam
Achtervolgd door witte beestjes gaat schilder Chris Berens door het leven. Hij droomt ze de stad waar hij woont in: Amsterdam. Daar is nu ook zijn expositie.
Tamar Stelling
De 36-jarige kunstenaar Chris Berens vond dat het tijd was voor een ode aan Amsterdam. De stad waar zijn dochter werd geboren, waar zijn verloofde vandaan komt, waar zijn galerie Jaski hem in 2005 ontdekte en waar hij zich eigenlijk altijd thuis heeft gevoeld. Op z’n vijftiende ging hij er al heen met de trein vanuit Oss, samen met zijn vrienden. Zij gingen voor de wallen en de wiet, hij voor de sfeer. In eerdere series dienden New York en Seattle – steden waar Berens werk geliefd is – vooral als decor. Maar in de expositie Amsterdam is de stad Amsterdam zélf het middelpunt.
Berens’ tentoonstelling doet een beetje negentiendeeeuws aan. Hij baseerde zich ook op ansichtkaarten uit die tijd. In zijn werken lijkt het nooit echt dag of nacht, maar altijd schemerig. In die schemering wordt Amsterdam overspoeld door witte, pluizige beestjes. Ze zijn kenmerkend voor al Berens’ werk, al staan ze in andere series meer op de voorgrond.
Zo zien we in Amsterdam ook reekalveren trekken aan de St. Nicolaaskerk, bebrilde zeepaardjes het technologiemuseum Nemo omsluiten en Roodkapjes voorbij zweven op sierlijke walvissen. Op Entering Oosterdok zwemmen otters in het Oosterdok, met langs de skyline het silhouet van een neushoorn. Luchtschepen hangen in de lucht. Op Defying Lake IJ drijven monumentale panden in het IJ. Een ijsbeer ligt voor pampus op een reusachtig stoomschip dat het Centraal Station doorklieft, een wolf bespiedt de Nieuwezijds Voorburgwal. En overal doemt vanuit de mist de Westertoren op, ook een hommage. Berens zag de toren elke dag toen hij nog aan de Bloemgracht woonde. Maar wat doen al die pluizige beestjes toch op hetwerk, vraag je je als bezoeker na een tijdje ronddwalen af. „Dat weet ik niet”, verzucht Berens tijdens de expositieopening. „Vroeger dacht ik dat ik gek was, want ik heb altijd witte beestjes op m’n netvliezen. Als ik naar de Albert Heijn ga, of wanneer iemand ziek is: beestjes.
Zoals je denkbeeldige vriendjes kan hebben als je klein bent, heb ik die pluizenbollen op m’n schouder, of naast me lopen of vliegen.” Een psychiater opperde eens dat witte dieren in veel culturen in je onderbewuste voor de dood en de verwerking daarvan staan, vertelt Berens. „Dat zou ik niet weten. Maar rond het overlijden van mijn vader kwamen er wel steeds meer beestjes bij. Aan zijn sterfbed werd ik omringd door gigantisch grote witte ijsberen.”
Vriend en bewonderaar Beau van Erven Dorens kenschetst Berens tijdens de opening als dat jongetje dat midden op een schoolplein vol spelende jongens en meisjes, totaal opgaat in zijn eigen wereld. Mogelijk probeert hij vriendjes te worden met een denkbeeldige rups. Die rijke fantasie zou Berens nooit hebben verlaten.
En nu lijkt het zelfs soms alsof anderen de werkelijkheid ook zien zoals Berens doet. „Ken je Phillip Pullman?”, zegt hij opgewonden. „Hij schreef de trilogie His Dark Materials. Daarin heeft ieder mens een eigen ‘daemon’, een beestje dat je ziel voorstelt. Dat is het een beetje, dat gevoel, dat er altijd iets bij je is. Alleen zijn het er bij mij meerdere.”
Niet alleen de kleuren en beestjesmaken Berens’ werk wat dromerig van aard. Het is net alsof hij zijn doeken flink te lijf gaat met de blur-tool uit Photoshop: alles heeft een soft focus. Toch is het zeker geen digitale kunst. Berens schildert met inkt op kleine transparante stukjes plastic. Daarmee maakt hij collages die tientallen lagen dik zijn. Door de inkt soms te drogen met een föhn, en door die gelaagdheid van het plastic, ontstaat een onscherp maar ook diep effect. Het is een techniek die hij zichzelf aanleerde, een behoorlijk arbeidsintensief procedé.
Van Erven Dorens verhaalt hoe Berens in zijn atelier als een soort chirurg boven zijn werk hangt, met slechts tien centimeter en een vergrootglas ertussen, op monomane wijze opererend in zijn wereld. Waar volgens Van Erven Dorens kunstenaars veelal kotsend in een hoekje liggen, zit Berens elke dag stipt om zeven uur aan zijn werktafel, om twaalf uur later door zijn verloofde naar huis gemaand te worden. In de tussentijd maakt hij tientallen versies van dezelfde figuurtjes, om deze met boeklijm eindeloos op elkaar te plakken totdat het collageresultaat conform de realiteit in Berens hoofd is.
Eigenlijk is Berens opgeleid tot illustrator. Echt schilderen leerde hij zichzelf later pas, door over posters van werken van oude meesters heen te verven. Rembrandt en Vermeer hebben zijn werk zichtbaar beïnvloed. Een andere duidelijke invloed komt uit Japan. Berens’ beestjes en mensfiguren hebben
grote ogen als manga-poppetjes, een kleine mond en zijn doorgaans heel lieflijk. „Ik bewonder de animatiefilms van Studio Ghibli. Favoriet is waarschijnlijk wel Princess Mononoke. Daar was ik een paar dagen stuk van.” Animaties en bepaalde films creëren als geen ander het effect dat Berens ook nastreeft: de zuigende kracht van een nieuw universum.
„Als je een los element uit een willekeurige film van bijvoorbeeld Scorsese of Tim Burton haalt en in de ‘normale’ wereld plaatst, is het compleet ongeloofwaardig: vreemd, zelfs belachelijk. Maar omdat beide regisseurs je als kijker niet die kans geven om het vreemde te staven aan iets uit de ‘realiteit’, en ze alles – decor, figuren, muziek, licht, geluid – uit dezelfde wereld laten komen, zich houdend aan zelfde wetten en regels, wordt dat de nieuwe – al is het tijdelijke –werlelijkheid . ”
Volgens Berens maakt dit het onmogelijk om een stapje terug te doen. „Je wordt voorbij het kader van het schilderij of witte doek getrokken en vergeet heel even dat je toeschouwer bent vanuit een andere wereld.”
TENTOONSTELLING
Chris Berens: Amsterdam
T/m 20 mei in Amsterdam. Inl: jaski.nl
(RENDEZVOUS AT) BRUG 36
Dit schilderij begon met een gigantische draak in de lucht. Die is gesneuveld, want net iets te iconisch, zegt Berens. „Jezus of Mickey zijn ook niet te gebruiken. Doen te veel denken aan Jezus Christus of Mickey Mouse.” Veel figuren die er eerst wel waren gaan verloren in Berens’werk. De draak is verdwenen onder vele fragmenten met inkt beschilderd plastic. Zijn schilderijen hebben daardoor wat weg van lapwerk. „Als je een heel sterke lamp op
het doek zou zetten zie je de draak nog wel.”Misschien ontdek je dan de onzichtbare geluksdraak Foechoer uit Het Oneindige Verhaal van Michael Ende. Berens: „Ja, daar was ik altijd smoorverliefd op.”